Gerard van den Bergh, voorheen directielid bij een groot internationaal oliebedrijf, verhuist met zijn vrouw naar Suriname. Hij koopt 23 hectare oerwoud en zet daar een moderne eendenfarm op, in Suriname worden eenden doksen genoemd. Export was de volgende uitdaging. Hoewel daar afspraken over zijn, was het niet eenvoudig om het Surinaamse product te exporteren naar de CARICOM. Er waren onderhandelingen op regeringsniveau nodig om de partnerlanden zover te krijgen dat zij zich aan de afspraken zouden houden. De Doksenclub draaide steeds beter. De kentering kwam toen de Surinaamse munt steeds minder waard werd, waardoor het voor de bevolking moeilijker werd doksenvlees te kopen. Van den Bergh ging het accent verleggen naar het kweken van kippen. Daarvoor moesten eieren worden geïmporteerd, echter dit werd niet toegestaan met als reden de uitbraak van vogelgriep in de hele wereld. Uiteindelijk besluit Van den Bergh terug naar Nederland te gaan.