Eerst zien, dan geloven. Dat is samengevat de meest gehoorde reactie in Suriname op het persbericht van het Openbaar Ministerie. Daarin wordt bekendgemaakt dat Desi Bouterse en zijn vier medeplichtigen aan de decembermoorden, zich vrijdag bij een gevangenis moeten melden. Formeel weet Bouterse echter nog nergens van. De last tot tenuitvoerlegging van het vonnis van het Hof van Justitie kon bij Bouterse thuis niet worden afgegeven, en advocaat Kanhai liet zich niet zien bij recente afspraken om te bespreken hoe de gevangenneming zou worden geregeld. Al jaren is er grote twijfel of Bouterse ooit één dag in de cel zal doorbrengen. Volgens hardnekkige geruchten zouden er op het hoogste regeringsniveau vertrouwelijke afspraken zijn gemaakt die Bouterse immuniteit toekennen. In augustus 2020 zei ook Bouterse dat er afspraken waren gemaakt tussen zijn aftredende kabinet en de regering-Santokhi. De afspraken zouden bekend zijn bij minister Albert Ramdin en als die beweerde dat dit niet zo was, zou Bouterse genoodzaakt zijn om te zeggen dat Ramdin loog. Hugo Essed, de advocaat van de nabestaanden van de 15 slachtoffers van 8 december 1982, adviseerde gisteren de veiligheidsdiensten om alert te zijn. Hij zou indicaties hebben dat personen onlusten zouden creëren in de komende dagen. En Eugène van der San, onder Bouterse directeur van diens Kabinet, deed gisteren bij het praatprogramma Bakana Tori een raadselachtige uitspraak. Hij haalde eerst uit naar president Santokhi en de gerechtelijke autoriteiten. Er zou een groot probleem ontstaan in Suriname als wet en recht niet zouden worden gevolgd. Waarna hij waarschuwde: “Laat me één ding zeggen: er zijn meer zwarten in het land dan Hindostanen!”
